“Oh ik voel me zó moe, ik heb geen oog dichtgedaan want er was een mug!” “Jij ook al? Nou, wij hadden wel 3 muggen én de hond van de buren bleef maar blaffen!” Of: “Mijn opa is een paar jaar geleden overleden, hij werd 87 jaar.” “Oh erg ja…. nou, de achterburen van m’n zwager hadden een kleintje en die….” “Mijn vrouw is ziek, maarja… niks te klagen hoor, want…” “Oh kunnen jullie geen kinderen krijgen nee? De achterbuurvrouw van de zwager van mijn ex-schoonzus, die…”
Ik hoor ze vaak. Bovenstaande zinnen. En als ik ze alleen al hóór, voel ik ergens de machteloosheid en de drang om iemand door elkaar te schudden in me opkomen. Het zal waarschijnlijk niet helpen, maar toch. Wat gebeurt hier? Ik vraag mezelf af: waarom vergelijken we lijden? Wie bepaalt wat het ergste is? Kan ik een keer ‘gewoon’ mijn verhaal doen zónder dat er iets ‘ergers’ tegenover staat? Kunnen we elkaar vinden ín ons lijden? Wie bepaalt eigenlijk wat het ergst is? Ik las ergens dat wanneer iemand na een slechte nacht opstaat, of wanneer ze een beetje hoofdpijn heeft; dat of zij of haar echtgenoot haar toefluistert ‘Auschwitz’…’
Als je jouw discomfort, verdriet, lijden geen erkenning kunt geven, het van jou eigenlijk niet mag bestaan omdat je in de vergelijking gaat: ‘Er zijn altijd anderen op de wereld die het erger hebben…’, dan kan dat je verstikken. Je doet jezelf geen recht en de ander daarmee ook niet.
Brené Brown
Voor wie weleens iets van Brené Brown gelezen heeft, weet dat zij over het vergelijken van lijden een heel interessante verklaring heeft. Zij zegt dat wij mensen denken dat empathie, medeleven, eindig beschikbaar is. Er zijn dus mensen die ons medeleven verdienen, die het écht zwaar hebben. Zij hebben het ‘meer nodig dan wij zelf’. Dus gunnen we het onszelf, met ons ‘minimale lijden’, niet. Zo komt het dat we onze eigen pijn wegdrukken, maar dat er ook nog eens schaamte over ontstaat. Hup, weg is de zelfcompassie. Het lijden is daarmee echter niet weg. Dat laat zich niet wegrationaliseren. Daarom is het nodig dat we de schaamte over ons eigen lijden loslaten. En dat we het niet meer langs de meetlat leggen. Brown bepleit dat medeleven helemaal niet beperkt beschikbaar is, maar zich juist altijd vermenigvuldigt, als een onuitputtelijke bron. Als je die liefde voor jezelf kunt opbrengen, komt er nóg meer beschikbaar voor anderen.
Edith Eva Eger
Of wat te denken van Edith Eva Eger. Zij maakte Auschwitz’ mee, en dus zou je in de tendens van het vergelijken van lijden kunnen denken dat zíj pas écht recht van spreken heeft als het om lijden gaat en zij pas écht geleden heeft. Maar dit zegt ze zelf erover: “Ik wil ook zeggen dat er geen hiërarchie is in het lijden. Het is niet zo dat mijn pijn erger of minder erg is dan die van jou. Er bestaat geen grafiek waarop we de relatieve belangrijkheid van het ene leed met het andere kunnen vergelijken. Ik wil niet dat je mijn verhaal leest en zegt: ‘Mijn lijden is minder belangrijk’. Ik wil dat je mijn verhaal leest en zegt: ‘Als zij het kan, dan kan ik het ook!”
Want: jij doet ertoe. Jouw slechtste nacht doet ertoe. Jouw discomfort, jouw tranen, jouw pijn – het is er én het mag er zijn. Want ons leven is lijden, vol met lijden. Jij, met al dit: zorg dat je een plek hebt waar je naartoe kan. Een plek die meer is dan de vergelijking met andermans lijden. Een veilige schuilplaats bij Liefde, bij God of welke naam je die veilige plek ook geeft. Een plek van verbinding.
Ann Voskamp
Wat mij helpt wanneer ik in mijn ogen de gekste dingen voorbij zie komen als het over lijden vergelijken en wegduwen gaat, is om naast die veilige plek, veilige mensen om me heen te verzamelen. Mensen die wél hun eigen lijden én dat van mij of een ander kunnen laten bestaan. En stel jezelf de vraag: “Mag ik en mijn lijden er zijn?” Om met Ann Voskamp te spreken: het is beter om toe te geven gebroken te zijn dan om steeds te moeten volhouden dat je perfect bent.
Deze blog is eerder verschenen op de website van Meet you in the Field.
Laat een reactie achter